Functiebeschrijving voor het ambt onderwijzer in het gewoon basisonderwijs

A. Taken eigen aan de functie

A.1 De planning en de voorbereiding van lessen
  • De leraar houdt rekening met de beginsituatie van de leerlingen bij de planning.
  • De leraar selecteert en formuleert leerdoelen uit het gevalideerd doelenkader.
  • De leraar structureert gekozen leerinhouden in een samenhangend geheel.
  • De leraar bepaalt een methodische aanpak en groeperingsvorm in relatie tot de beginsituatie en de geselecteerde doelen en inhouden.
  • De leraar houdt rekening met de schoolinterne afspraken rond administratieve taken.
A.2 Het lesgeven zelf
  • De leraar creëert een stimulerende leeromgeving. 
  • De leraar expliciteert de leerdoelen en de criteria bij de leerlingen
  • De leraar hanteert onderbouwde didactiek.
  • De leraar biedt een passend, actief en samenhangend onderwijsaanbod aan. 
A.3 De klaseigen leerlingenbegeleiding
  • De leraar biedt begeleiding aan op het vlak van leren en studeren, psychisch en sociaal functioneren, onderwijsloopbaan en gezondheidszorg. De leraar heeft een signaalfunctie en wijst door, indien nodig.
  • De leraar biedt een passende begeleiding aan met het oog op optimale ontwikkelkansen voor elke leerling. 
  • De leraar heeft kennis van en houdt rekening met de aanwezige diversiteit bij de leerlingen in functie van effectieve leerlingenbegeleiding.
  • De leraar streeft bij elke leerling naar zoveel mogelijk leerwinst en socio-emotioneel welbevinden.
A.4 De evaluatie van de leerlingen
  • De leraar observeert en evalueert breed met oog voor proces en product. 
  • De leraar reflecteert en past het didactisch-pedagogisch handelen aan in functie van de evaluatiegegevens en onderwijsbehoeften van de leerlingen.
  • De leraar geeft doelgerichte en effectieve feedback aan de leerlingen.
  • De leraar rapporteert over het behalen van de doelen bij de leerlingen en socio-emotioneel welbevinden. 

B. De professionalisering

  • De leraar neemt kennis van resultaten van onderwijsonderzoek. 
  • De leraar brengt vernieuwende elementen aan in de eigen klaspraktijk op basis van gevolgde professionalisering, indien dit wenselijk is, in relatie tot onderwijsbehoeften van de leerlingen en de gemaakte afspraken in de school.
  • De leraar reflecteert over eigen denken en handelen en stuurt bij waar nodig.

C. Het overleg en de samenwerking met directie, collega’s, CLB, ouders en eventuele externe actoren

  • De leraar werkt samen en overlegt op constructieve wijze met de directeur, het zorgteam, collega’s, de CLB-medewerker, de ondersteuner, de ouder(s) en andere externe partners. 
  • De leraar communiceert en gaat in dialoog over het leren en de leerwinst van de leerling met de ouders of andere verantwoordelijke.
  • De leraar participeert aan de ruimere beleidsontwikkelingen in de school. 
  • De leraar draagt de overtuiging om positieve resultaten te behalen met de leerlingen uit.